Convenant Nedersaksisch

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het Convenant Nedersaksisch (volledige titel: Convenant inzake de Nederlandse erkenning van de regionale Nedersaksische taal) is een politiek instrument uit 2018 voor erkenning en stimulering van de Nedersaksische taal, de verzameling onderling gerelateerde dialecten die in het noordoostelijke deel van Nederland worden gesproken.

Het convenant werd op 10 oktober 2018 in het Provinciehuis in Zwolle ondertekend door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland, en de Friese gemeenten Ooststellingwerf en Weststellingwerf.

Het convenant "erkent de regionale taal Nedersaksisch als een wezenlijk, volwaardig en zelfstandig onderdeel van de taalsystematiek binnen Nederland". Door het convenant geven de betrokken partijen aan zich in te spannen en samen te werken om het Nedersaksisch te behouden en het gebruik ervan te bevorderen. Het convenant is echter niet 'in rechte afdwingbaar.'

In de tekst wordt benadrukt dat het convenant niet bedoeld is voor de totstandkoming van nieuwe verplichtingen, maar voor bevordering van de taal door 'de Nedersaksische overheden'. De minister van Binnenlandse Zaken kan daarbij een aanvullende rol spelen.

Het convenant loopt voor onbepaalde tijd; de werking wordt binnen twee jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

Voorgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Het Nedersaksisch was in 1998 al door de Nederlandse overheid erkend onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. De taal is erkend onder deel II van het handvest. Dit deel bevat minder verplichtingen tot behoud en bevordering van de taal dan deel III (dat bijvoorbeeld op het Fries van toepassing is). Jarenlang hebben de Nedersaksische provinciale overheden bij de rijksoverheid gelobbyd voor erkenning onder deel III, maar dat is er niet van gekomen, voornamelijk uit vrees voor verregaande verplichtingen en hoge kosten.

In plaats hiervan is het Convenant Nedersaksisch tot stand gekomen. Een van de bedingingen is dat het behoud en de bevordering van de taal niet tot nieuwe wet- en regelgeving mag leiden. Het convenant wijst op de mogelijkheden die al bestaan onder huidige wetgeving; zo is het krachtens de Wet op het primair onderwijs al toegestaan om les te geven in een regionale taal of streektaal waar die een levende taal is.

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]