De zee naar zuid

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De zee naar zuid
Stripreeks Douwe Dabbert
Volgnummer 8
Scenario Thom Roep
Tekeningen Piet Wijn
Type Sprookje / fantasy
Eerste druk 1981
Uitgever Big Balloon
ISBN 9032030477
90 542 5262 6 / CIP
Complete lijst van albums uit deze reeks
Portaal  Portaalicoon   Strip

De zee naar zuid is het achtste stripverhaal uit de reeks van Douwe Dabbert. Het is geschreven door Thom Roep en getekend door Piet Wijn. De eerste albumuitgave was in 1981, en in datzelfde jaar verscheen het als vervolgverhaal in de Donald Duck.[1]

Het verhaal vormt het laatste deel in een vierluik waarin Douwe Dabbert via een magische poort alle vier de windrichtingen bezoekt.

Het verhaal[bewerken | brontekst bewerken]

Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud of de afloop van het verhaal.

Douwe Dabbert is met een Hollands schip vanuit de Caraïben afgereisd naar West-Afrika, waar hij kennismaakt met de West-Indische Compagnie. Hij verblijft nog enige tijd in een havenplaats voordat hij verder Afrika in zal reizen, op zoek naar de zee naar zuid die hem weer naar huis moet brengen. Hij krijgt een medaille voor het redden van het schip in het vorige avontuur, maar wil die eigenlijk niet aanvaarden. De Hollanders verwachten dat Douwe meegaat naar Holland. Douwe beseft echter dat hij niet mee kan, omdat hij alleen via de zee naar zuid terug kan. Zou hij wel meegaan, dan kan dat fataal aflopen voor het schip en de bemanning. Douwe ziet hoe een groep slaven te koop aangeboden wordt slaven wordt mishandeld. Omdat hij in De poort naar oost zelf slaaf was en niet tegen onrecht kan komt hij tussenbeide en besluit hij ze allemaal vrij te kopen; het geld – vijftig goudstukken – tovert hij gewoon uit zijn knapzak. Een van de vrijgekochte slaven, een jong meisje genaamd Nama, hoort bij een stam die midden in het Afrikaanse oerwoud woont, maar ze durft niet in haar eentje terug door de jungle. Douwe besluit dat ze samen zullen reizen. Douwes actie is echter ook opgemerkt door twee onfrisse figuren, de matrozen Berendsz en Knielsen. Zij besluiten vervolgens te drossen van hun schip dat op weg is naar Batavia, om Douwe en Nama door de jungle achterna te reizen in de hoop Douwe het geld dat hij volgens hen nog over moet hebben afhandig te maken. Douwe protesteert nog bij de Hollanders tegen de slavernij, maar dat heeft weinig effect.("de andere landen doen het ook")("wij pakken gewoon een graantje mee")

Op hun gevaarlijke tocht door de jungle maken Douwe en Nama van alles mee. Niet alleen komen ze oog in oog te staan met allerlei wilde dieren, ook slagen Berends en Knielsen, die hun voortdurend op de hielen zitten, er een paar keer bijna in hen te overvallen. Maar omdat het boeven zijn, zijn ze steeds zelf de dupe. Uiteindelijk weten Douwe en Nama het dorp van Nama te bereiken. Douwe komt per ongeluk op een dolle struisvogel het dorp in. In de chaos die dat geeft wordt hij eerst als vijand gezien, maar Nama redt hem. De inboorlingen zijn Douwe dankbaar. Ze zijn niet gewend dat een blanke iets goeds doet. Ook arriveren Berendsz en Knielsen hier. Ze weten zich voor te doen als vrienden en stellen Douwe voor om met zijn drieën verder te reizen. Douwe vertrouwt ze niet echt, maar stemt toch toe. Als Douwe, Berendsz en Knielsen de volgende dag het dorp hebben verlaten en alleen zijn, wordt de ware bedoeling van de schurken duidelijk. Maar als ze denken goud uit de knapzak te halen, spuit er modder uit. Douwe weet even aan hen te ontsnappen. Per toeval belandt Douwe in een magische tempelzaal met in het midden een beeld dat een diamant vasthoudt. Douwe begrijpt dat de diamant niet in het zonlicht mag komen, omdat hij anders in brand vliegt. Douwe beseft dat hij nu dicht bij zijn eindbestemming is. Tegelijk realiseert hij zich nog iets: behalve de vier windrichtingen spelen ook de vier basiselementen een rol; het zand in oost, het ijs (water) in noord, de wind (lucht) in west en nu dus het vuur in zuid.

Berendsz en Knielsen ontdekken uiteindelijk ook de hoge ingang, en in hun hebzucht nemen ze de diamant mee naar buiten, die daarop onmiddellijk in brand vliegt. Douwe kan de situatie nog net op tijd redden en gooit de diamant met behulp van zijn knapzak in een nabijgelegen meertje met een sterke draaikolk, dat later de zee naar zuid blijkt te zijn. Berendsz gooit Douwe uitzinnig van woede in de draaikolk, teleurgesteld omdat hij in de diamant een zeer machtig wapen zag. Daarna begint hij met Knielsen aan de terugtocht, maar niemand heeft hierna meer iets van de twee schurken vernomen; waarschijnlijk hebben ze hun terugreis niet overleefd. Een illustratie met etende leeuw bevestigt die veronderstelling.

Douwe wordt intussen bewusteloos door de draaikolk meegezogen. Net op het moment dat hij boven het water uitschiet, komt hij weer bij. Hij blijkt nu terug te zijn in de grot van Wredulia, waar alles inmiddels is verbrand. Er barst een geweldige regenbui los; de elementen blijven maar tekeergaan. Net als in het begin van het eerste verhaal van het vierluik is hij weer doornat. Douwe weet ergens een droog plekje te vinden waar hij overnacht, en de volgende dag vindt hij nog de fles terug die hij jaren eerder voor Wredulia heeft getoverd. Hij besluit deze plek te verlaten om er nooit meer terug te keren.

Educatieve thema's[bewerken | brontekst bewerken]

  • De West-Indische Compagnie
  • Slavernij
  • Afrika (dieren)
  • de vier basiselementen
Albumuitgaven
Stripreeks of collectie Nummer Eerste druk Voorganger Opvolger
Douwe Dabbert 8 1981 De weg naar west Florijn de flierefluiter