Gebruiker:Bdijkstra/zolder/Atlantis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De feiten[bewerken | brontekst bewerken]

Op ongeveer 10.500 jaar v.Chr. stierven er decennia lang ongeveer drie keer zoveel diersoorten uit als de duizenden jaren daarvoor, en er was in die tijd een stijging van de gemiddelde temperatuur van ongeveer 5 °C, en een oceaanstijging van ruim 100 m. Het was het einde van de laatste ijstijd. Metingen aan klimaatveranderingen alsmede een theorie van Albert Einstein versterken de mogelijkheid dat de gehele korst van de aarde in die tijd meer dan 3000 km verschoof.

In Oud-Egyptische mummies zijn sporen gevonden van cocaïne, afkomstig uit Zuid-Amerika, waar in die tijd de Maya’s leefden. Er zijn zeker drie opmerkelijke overeenkomsten tussen oud-Meso-Amerika en oud-Egypte, namelijk dat deze twee zeer oude beschavingen beide hun doden mummificeerden, piramiden bouwden en in hiërogliefen schreven. Deze beschavingen, alsmede bewoners van hedendaags Mexico, Paaseiland, de Canarische Eilanden en Cambodja hadden een aantal opmerkelijke overeenkomsten met elkaar, zoals uitgebreide kennis van astronomie en meetkunde, structuren die opvallend nauwkeurig volgens de windstreken opgesteld waren, die opmerkelijke verschijnselen vertoonden op astronomisch belangrijke data. Ook vereerden ze allen giftige slangen, en zijn beelden te zien in hun bouwwerken van sterrenbeelden uit hedendaagse dierenriemen die rond 10.500 v.Chr. aan de hemel stonden. Andere overeenkomsten zijn dat de oorsprongen van deze beschavingen allemaal binnen 10 km van twee grote cirkels liggen: eentje die als een soort evenaar om de aarde ligt, en een kleinere met (ongeveer) de diameter van de maan, met een middelpunt in de Atlantische oceaan. Bovendien vertonen zij de opmerkelijke getallen van de precessie, ook ten opzichte van elkaar. (Het verschijnsel precessie beschrijft het rondgaan van het tollen van de aarde, ca. 1° in 72 jaar.) In tijden dat het continent (en de kustlijn) met ijs bedekt was, doemden er regelmatig kaarten van de kustlijn van Antarctica op, die na metingen rond 1975 aardig bleken te kloppen. Albert Einstein bedacht een theorie die dit alles zou verklaren: in die tijd lagen er ijslagen van kilometers dikte op een helft van het noordelijk halfrond. Het ronddraaien van de aarde kan er voor gezorgd hebben dat de aardkorst uit balans raakte en plotseling verschoof ten opzichte van het zachte binnenste van de aarde en daarmee het magnetisch veld, maar ook ten opzichte van de stand van de zon. Charles Hapgood schreef dat in de laatste tijd elke 20.000 tot 30.000 jaar de magnetische polen hebben verschoven. (Opmerkelijk is dat dit ruwweg overeen komt met de 26.000-jarige precessie-omwenteling van de aarde.) Op die manier lijkt het op kaarten dat de polen zich verplaatsen. Deze verschuiving kan plotselinge temperatuursveranderingen tot gevolg hebben, alsmede vloedgolven en vulkaanuitbarstingen.

Mogelijke conclusie[bewerken | brontekst bewerken]

Het lijkt erop dat een geavanceerde beschaving die niet onder het ijs bedolven lag rond 10.500 v.Chr. een plotselinge verandering zag in de stand van de sterren, de gevolgen op korte termijn hiervan begreep en/of onderkende en er in een laatste ademstoot op uit trok om deze nieuwe astronomische kennis vast te leggen in bouwwerken, en deze ‘datum’ door middel van deze bouwwerken vast te leggen in de aarde, om nooit weer te vergeten dat toen, in wat de oude Egyptenaren de Eerste Tijd noemen, en wat ook de onderkant is van de precessie, een ramp gebeurde die volgens de Maya’s weer zal gebeuren op de bovenkant van de precessie, op 21, 22 of 23 december 2012.