Lubbert Sickinghe

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het wapen van de familie Sickinghe met de wapenspreuk: 'Werck onder godes zeegen'

Lubbert Sickinghe (circa 1320 - circa 1390) was een burgemeester van de Nederlandse stad Groningen. Daarnaast was hij ontvanger van de Postinghe-tienden en de Tamminga-tienden. Hij is de erkende stamvader van het Gronings oud adellijke geslacht Sickinghe en een mogelijke nazaat van de ridder en burgemeester van Groningen Otto Sickinghe (±1220 - 1267).

Leven[bewerken | brontekst bewerken]

Lubbert (ook; Lubbertus) Sickinghe, telg uit het oud adellijke geslacht Sickinghe, werd mogelijk geboren als zoon van de joncker Geert Sickinghe (geb. circa 1279). Deze was tussen 1304 en 1357 herhaaldelijk burgemeester van de stad Groningen. Lubbert is mogelijk een (achter)kleinzoon van de ridder Otto Sickinghe (1220-1267). Deze Otto komt, samen met drie anderen, op een akte uit 1257 voor als een van de vier rekenmeesters (ook wel burgemeesters) van de stad Groningen. Zij zijn daarmee de oudst bekende burgemeesters van Groningen.

Akte van verlening door Reijnolt, jonker van Coevorden, aan Lubbert Sickinghe, burgemeester van Groningen, van de Tamminga-tiende in 1376

Lubbert trouwde met een vrouw (mogelijk genaamd Aleid) en samen kregen zij een zoon; Johan Sickinghe (†1421). Johan was burgemeester van Groningen tussen 1407-1411 en lid van het brouwersgilde te Groningen.

Lubbert was de grootvader van de burgemeester van Groningen Ludolf Sickinghe (±1390 - ±1472), de proost van Loppersum Evert Sickinghe (±1380 - ±1458) en de heer van de borg te Winsum Feije Sickinghe (†1472).

Werk[bewerken | brontekst bewerken]

Sickinghe was een der quatuor burgimagistri (vier burgemeesters) van de stad Groningen in 1354, 1363, 1364, 1365-1368, 1369, 1370 en van 1371 tot 1383.[1][2] In 1376 beleent Reinoud van Coevorden volgens een verzegeling Lubbert Sickinghe met de Tamminge tienden gelegen in Tammingelanden in Galekinde lande ten westen van de Aa tussen dodinge horne en het monniken huis van Asse, dat de naam hoern draagt. Sint-Valentius. Het tiendrecht was het recht van een heer om als belasting een tiende deel van de oogst of van jonggeboren vee op te eisen. In 1383 gaan de tienden over op zijn zoon Johan Sickinghe. In 1463 beleent de bisschop David van Bourgondië (1427-1496) de kleinzoon van Lubbert, Evert Sickinghe, met de Tamminga-tiende.[3][4]

In 1360 verpachtten Deken en Kapittel van de Dom van Utrecht Sickinghe de Postinghe-tienden bij Helpen[5]. Later verklaart de officiaal te Utrecht dat Lubbert Sickinghe enige verplichtingen op zich neemt.[6]

Sickinghe was tijdens zijn periode als burgemeester betrokken bij nagenoeg alle verkopen en geschillen in en rondom de stad. In 1364 doen de burgemeesters van Groningen, waaronder Sickinghe, een uitspraak in het geschil tussen het Klooster Aduard en de ingezetenen van Osterwolt en Go en de Acht Zijlvesten betreffende de verschillende waterstaatsbelangen. Ook staat zijn naam op gedateerd stuk uit 1373 (14 februari) bij de verkoop van het huis van Johan ter Venne aan Rolf Husinghe.[7] Of onder een document van 25 januari 1374. Hierin staat dat burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat de heer Tyese, vicaris der Akerk te Groningen, aan de voogden van die kerk een jaarlijkse rente heeft verkocht en overgedragen.[8]

Burgemeester Lubbert Sickinghe op de akte van verkoop van Rolf Husinghe uit 14 februari 1373

In 1383 eiste Floris van Wevelinkhoven (1330-1393), bisschop van Utrecht, de teruggave van de door hem verleende bevestigingsbrief der vrijheden van Groningen en de toezending van een oorkonde van de door hem erkende rechten van de stad. Bij gebrek van beide hield hij de burgemeester 'Lubbert Sicking' verantwoordelijk.[9]

Sickinghe overleed waarschijnlijk tussen 4 juli 1383 en 9 augustus 1384.

Stamvader van het geslacht Sickinghe[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens het Nederland's Adelsboek geldt Lubbert Sickinghe als stamvader van het adellijke geslacht Sickinghe. Eerdere edities meldde de ridder Otto Sickinghe (±1220 - 1256) en zijn zoon de joncker Geert Sickinghe (±1279) als stamvaders van het geslacht. Of deze Lubbert een rechtstreekse zoon is van Geert (zoon van Otto) is nog onduidelijk, dat Otto en Geert in dezelfde tijd leefden en telgen van het geslacht Sickinghe waren staat vast. Zo was Otto Sickinghe ridder, raadsheer en een van de eerste burgemeesters (een van de Veeren) van de stad Groningen in 1256/1257. De joncker Gerardus/Geert Sickinghe was van 1304 tot 1357 herhaaldelijk burgemeester van Groningen en een van de tegenspelers van de bisschop van Utrecht Gwijde van Avesnes (1253-1317).

Het Nederland's Adelsboek 44 (1951), p. 270 geeft het volgende aan: "In oudere genealogieën worden hem resp. tot vader en grootvader gegeven Geert Sickinghe, burgemeester van Groningen tusschen 1304 en '57, die in het Groninger Oirkondenboek wordt vermeld tusschen 1309 en '48, en Otto Sickinghe, die als burgemeester van Groningen voorkomt in 1246 en '57. Hierin werd Otto Sickinghe als stamvader van het geslacht gesteld.[10] Een latere uitgave van het Nederland's Adelsboek, zoals het NA 93 (2008), vermeldt deze eerdere filiatie niet.

Wapen van de familie Sickinghe op een grafzerk te Breede

De correspondentie, zoals te lezen in het 'Musiefwerk' van jhr. Duco Wilhelm Sickinghe (1888-1983), laat zien dat er weliswaar consensus bestaat over het feit dat Otto en Geert tot het geslacht Sickinghe behoren, maar dat men de afstand tussen de geboortejaren en regeerperiodes te groot acht om over te kunnen gaan tot een directe lijn van afstamming. Voldoende bewijzen (van meerdere bronnen) voor deze rechtstreekse lijn van Otto en Geert tot Lubbert, die niet volstrekt onaannemelijk is, ontbreken echter tot dusverre, zo stelde men.

In 2022 volgde de suggestie dat mogelijk Ludolfus Sickinghe (1245), burgemeester van Groningen in 1284, 1291 en 1292 de zoon zou zijn van Otto Sickinghe en daarmee het gat tussen Otto en Geert zou kunnen dichten. De stamboom zou er dan als volgt uit zien:

  • Otto Sickinghe (1220-1267), burgemeester van Groningen in 1246, 1256 en 1257
    • Lubertus Sickinghe (circa 1240), burgemeester van Groningen in 1264
    • Ludolphus Sickinghe (1245), burgemeester van Groningen in 1284, 1291 en 1292
      • Gerardus (Geert) Sickinghe (geb. circa 1270), van 1304 tot 1357 herhaaldelijk burgemeester van Groningen en een van de tegenspelers van Gwijde van Avesnes (1253-1317)
      • Feyo Sickinghe (1275)
        • (Feyeszoon Sickinghe, mogelijk dezelfde als de Feyo uit 1275)
          • Lubbert Sickinghe (circa 1320 - circa 1390), burgemeester van Groningen tussen 1354 en 1383

Het is zeer onwaarschijnlijk dat Otto, Ludolfus en Geert, net zoals Lubbert, alle drie burgemeester van Groningen waren, dezelfde naam droegen, maar geen familie (of verre) familie van elkaar zouden zijn. Aangezien bewijsstukken uit de 13e en 14e eeuw echter zeer schaars zijn is het maar de vraag of er ooit een sluitende theorie zal worden gevonden. Het feit dat op een oorkonde van 7 juni 1408 de 'gebroeders Ludelef (Ludolf Sickinghe) en Otte Sickinghe' voorkomen[11] maakt het wel waarschijnlijk dat deze Otte dus ergens een relatie heeft tot eerder genoemde Otto Sickinghe. Ridder Otto Sickinghe zou daarmee dus een mogelijke link tot de hoofdstam krijgen. Zoals bekend vernoemde men destijds geen levende familieleden[12], dus ook met dat gegeven zou deze theorie standhouden. Duidelijk is wel dat als Otto Sickinghe in 1257 al burgemeester was en Lubbert in 1354 voor het eerst als burgemeester voorkomt, er dus 97 'ambtelijke' jaren tussen hen te overbruggen zijn.

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]

Voorganger:
Rodolphus (Hermannusz.) Huging
Burgemeester van Groningen
1354, 1363-1383
Opvolger:
Gheert Paeschedach