Overleg:Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Onderwerp toevoegen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Laatste reactie: 8 jaar geleden door Woodcutterty in het onderwerp Artikel 16 toelichting nodig

Waarom staan er bij een artikel over het EVRM links naar de Europese Grondwet? Suave 16 mei 2005 11:39 (CEST)Reageren


Aanvullende protocollen[brontekst bewerken]

Het hoofdstuk "inhoud" kan misleidend overkomen omdat een aantal essentiële mensenrechten zoals het recht op eigendom er niet in vermeld worden.

Het Eerste Protocol bij het EVRM heeft in 1952 volgende rechten toegevoegd:

Artikel 1 – Bescherming van eigendom

Artikel 2 – Recht op onderwijs

Artikel 3 – Recht op vrije verkiezingen

Dit klopt, ik had mij hier in eerste instantie ook in vergist. Ik denk dat het nuttig is om op zijn minst ook voor dat eerste protocol een korte inhoud te schetsen.

niet werkende link[brontekst bewerken]

http://users.skynet.be/historia/EVRM.htm graag corrigeren anders verwijderen. --joep zander 28 jul 2008 17:59 (CEST)Reageren

Wacht even.[brontekst bewerken]

Ik snap het niet precies. Heeft in Nederland dus de EVRM voorrang over de grondwet? Want deze zijn in conflict met elkaar: de EVRM zegt over vrijheid van meningsuiting dat je wel mag provoceren, etc... , maar de Nederlandse grondwet verbiedt dat toch? Welke van die twee heeft voorrang? 82.93.9.196 15 mrt 2009 21:19 (CET)Reageren

EVRM heeft voorrang.[brontekst bewerken]

Grondwet Artikel 94

Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

Er wordt geen aparte vermelding gedaan over artikelen in de Grondwet, dus EVRM gaat voor. Pe1pbu 15 mrt 2009 21:27 (CET)Reageren


Bedankt. Dat is wel interessant. Het geval is alleen anders dan ik eerst dacht: na verder zoeken vond ik dat de vrijheid van meningsuiting beperkt mag worden ter bescherming van de rechten van anderen, waarvan het verbod op discriminatie er dus een van is. Ik verwarde het EVRM met het EHRM.
Wat ik nu alleen niet snap is dat er volgens de pagina over Vrijheid van meningsuiting het EHRM dus zegt dat mensen schokeren of kwetsten wel mag. Terwijl dit dus eigenlijk niet mag?
82.93.9.196 15 mrt 2009 22:09 (CET)Reageren

FUNDAMENTELE KRITIEK[brontekst bewerken]

Mensenrechten, zo betoogt Frank van Dun (http://users.ugent.be/~frvandun/Texts/Articles/StudGenUtrecht.pdf), zijn helemaal geen rechten in de gewone zin: “De idee van ‘rechten’ – in tegenstelling tot bijvoorbeeld ‘begeerten’ of ‘gunsten’ – impliceert immers dat rechten een coherente orde (een rechtsorde) vormen. Dat wil zeggen dat het mogelijk is alle rechten tegelijk te respecteren. Voor de moderne mensenrechten is dat echter nu en in de voorzienbare toekomst niet mogelijk”. Van Dun geeft het voorbeeld van het ‘recht op gezondheid’ zoals geformuleerd door de onder auspiciën van de VN opgerichte Wereldgezondheidsorganisatie: “Gezondheid is een toestand van volledig fysiek, mentaal en sociaal welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of letsel. Het genot van de hoogst bereikbare maat van gezondheid is een van de fundamentele rechten van iedere mens zonder onderscheid van ras, religie, politieke overtuiging, economische of sociale situatie”. Dit betekent dat iedereen recht heeft op alle optimale zorgen voor gelijk welk letsel of gelijk welke frustratie. Zoiets is principieel niet realiseerbaar gezien de schaarste der middelen waarover de mensheid in haar geheel beschikt. Om ook maar een miniem deel van het geschetste ‘fundamentele recht’ voor eenieder te garanderen, zouden op grootscheepse schaal bij alle mensen middelen en rijkdom moeten worden weggenomen, wat natuurlijk weer ingaat tegen andere ‘fundamentele rechten’ van de aldus beroofden. Er moeten dus prioriteiten worden gesteld, door een instantie die boven de mensenrechten en de mensenrechtsubjecten uitstijgt. Die keuze gebeurt per definitie buiten het recht om, want de keuze moet juist de door het valse ‘recht’ opgeroepen problemen oplossen. Er is geen coherente orde of rechtsorde mogelijk en vermoedelijk is dit ook de bedoeling. De instantie die de prioriteiten bepaalt in geval van botsende rechten, doet dit per definitie niet op basis van recht, en dus op basis van willekeur of on-recht, wat leidt tot een toestand waarin een bewind van willekeur wordt uitgeoefend in naam van het allerhoogste recht. Het belangrijkste inzicht lijkt mij te zijn, dat de mensenrechten een instrument zijn ter verdierlijking van de mens. Wat de mens onderscheidt van dieren, planten en mineralen, is dat hij een individueel oordeelsvermogen en een individueel geweten heeft. In zijn voordracht merkte van Dun op, dat ook dieren een stem hebben, maar dat alleen de mens kan spreken (dit onderscheid komt van Aristoteles). Een dier kan wel via zijn stem goedkeuring of weerzin uitdrukken, maar het kan geen gearticuleerde voorstellen lanceren of bespreken, noch daarover in gemeenschap beslissen. De particratische regimes die in Europa en Noord-Amerika de dienst uitmaken, verlenen de mens wel een ‘stem’, maar die stem is dierlijk in de zeer preciese betekenis, dat ze niet de drager kan zijn van een ondubbelzinnig uitgedrukte gedachte. Een burger kan in een particratisch regime via zijn ‘stem’ wel op een algemene en ongedifferentieerde wijze tevreden knorren, of loeiend zijn ongenoegen kenbaar maken (de zogenaamde ‘proteststem’). Hij heeft ‘recht’ op een dierlijke reactie, maar zijn menselijke aanleg om over concrete voorstellen een moreel oordeel te vellen, wordt niet aangesproken (maar integendeel gevaarlijk geacht). Mensenrechten zijn eigenlijk dierenrechten, aldus van Dun. Het zijn geen echte rechten, maar een soort verbintenis die de eigenaar van de dieren aangaat om zijn dieren goed te laten leven. In welke zin dit ‘goed leven’ moet worden opgevat, bepaalt evenwel de eigenaar en niet het begerige en stemhebbende, doch spraakloze dier. De mensenrechten zijn, aldus noteert van Dun, in laatste instantie uitdrukkingen van begerigheid: “Absolute, onvoorwaardelijke bevrediging is het fundamentele mensenrecht. Niet zijn morele maar zijn erotische natuur, zijn onbegrensde begerigheid, maakt de mens tot rechtssubject. Elke frustratie is een onrecht”. Van Dun brengt dit element met een ander in overeenstemming, namelijk de noodzaak voor de genieters van de mensenrechten, om hun vrijheid uit te leveren aan een soeverein die over hen heerst, zorgt voor de vrijwaring van hun ‘mensenrechten’, en daaraan ook zijn legitimiteit ontleent: “Vrijheid in klassieke zin (‘iedere mens oefent zelf zijn door die van anderen beperkte rechten uit’) en recht in de moderne zin (‘bevrediging van alle begeerten’) gaan niet samen. De tegenstelling verdwijnt wel als men ‘ware vrijheid’ definieert als een toestand van bevrediging of als beschikking over voldoende middelen om alle begeerten te stillen. Mensen moeten hun klassieke vrijheid inruilen voor de belofte van een waarborg tegen frustratie van welke aard dan ook. Door die ruil vallen vrijheid en recht opnieuw samen. In de woorden van Franklin Roosevelt himself, ‘Freedom means the supremacy of human rights everywhere’. In die opvatting wordt de wending naar het utopisme voltrokken. Zij correspondeert met een verschuiving in het beeld van de mens van een eindig, zelfstandig handelend moreel persoon naar een onbeperkte bundel van begeerten – de moderne homo economicus”. Een eerste implicatie van dit inzicht is natuurlijk, dat mensenrechten en daadwerkelijke democratie op basis van volkssoevereiniteit niet verenigbaar zijn. Het mensenrechtendiscours hoort bij het particratisch regime, waarin de burger niet soeverein is, en onder dwang staat om zijn soevereiniteit af te staan aan de particratie, die in ruil dan geacht wordt voor de bevrediging van zijn begeerten te zorgen. Een tweede (omgekeerde) implicatie is dat democratie niet moet of kan gericht zijn op bevrediging van eenieders begeerte. Het mensenrechtendiscours is in de kern gericht op de machtsuitbreiding van de politiek kaste. De reeds geschetste reden is, dat volgens het mensenrechtendiscours iedereen recht heeft op zowat alles wat zijn hartje begeert, terwijl de middelen schaars zijn. Niet alle rechten kunnen geïmplementeerd worden; keuzes moeten worden gemaakt en prioriteiten moeten worden gesteld. En dit kan dus enkel geschieden door een instantie die boven de mensenrechten en dus boven de ‘mensen’ staat. Die instantie is zelf uiteindelijk ook weer een groep mensen, die bijgevolg de ware mensen zijn, die zich situeren boven de mensen die alleen maar de mensenrechten ‘genieten’ doch niet gemachtigd zijn diezelfde rechten te interpreteren of tegen elkaar af te wegen. De mensen die subject zijn van de mensenrechten verhouden zich ten opzichte van de mensen die de mensenrechten afwegen en interpreteren, zoals konijnen zich verhouden tegenover de konijnenkweker. De promotie van het idee, dat mensen en mensapen moeten worden ondergebracht in één ‘gemeenschap van gelijken’, waarbij mensapen in feite gelijkgesteld worden met niet toerekeningsvatbare mensen, heeft wat dit betreft een fundamentele betekenis. Een belangrijk element in dit hele systeem is de afbraak van iedere menselijke gemeenschap die zich als een autonoom centrum zou kunnen opstellen tegenover de mensenrechten. Twee zo’n gemeenschappen zijn de nationale staat enerzijds, en het huwelijk anderzijds. Dieren kunnen samen geen volkssoevereine rechtsstaten vormen, en evenmin kunnen ze huwen, omdat ze het vermogen tot vrije besluitvorming missen. De verdierlijking van de mens loopt over de afschaffing van dit soort instellingen. Er worden dan ook vanuit allerhande richtingen listige aanvallen op de nationale staat en op het huwelijk op touw gezet, en meestal hanteert men daarbij het mensenrechtendiscours. Kinderen moeten omwille van kinderrechten afgesneden worden van hun ouders; burgerschap moet worden gebanaliseerd door het snel toegankelijk te maken voor buitenstaanders, of door buitenstaanders typische burgerrechten zoals stemrecht toe te kennen, enz. http://users.ugent.be/~frvandun/Texts/Articles/StudGenUtrecht.pdf– De voorgaande bijdrage werd geplaatst door Piet De Pauw (overleg · bijdragen)

Artikel 16 toelichting nodig[brontekst bewerken]

art. 16: politieke beperkingen voor vreemdelingen

Wat wordt hiermee bedoeld? – De voorgaande bijdrage werd geplaatst door 104.220.38.230 (overleg · bijdragen) 5 jan 2016 21:06

Ik heb dit veranderd in 'beperkingen op politieke activiteiten van vreemdelingen', in de hoop dat dat wat duidelijker is. Het artikel bepaalt dat de artikelen 10 (vrijheid van meningsuiting), 11 (vrijheid van vergadering en vereniging) en 14 (verbod van discriminatie) niet betekenen dat een verdragspartij geen beperkingen mag opleggen aan de politieke activiteiten van vreemdelingen. Een staat die partij is bij het EVRM handelt bijvoorbeeld niet in strijd met het verdrag door vreemdelingen het kiesrecht voor het nationale parlement te onthouden. Woody|(?) 5 jan 2016 21:11 (CET)Reageren