Bestuurskunde (Engels: Public Administration) houdt zich bezig met besturen, met het richting geven aan ontwikkelingen in de samenleving. De overheid speelt daarbij een belangrijke rol, omdat deze instantie in de moderne rechtsstaat de taak heeft toegewezen gekregen om die sturing te verrichten. De bestuurskunde bestudeert de overheid in alle lagen, van stadsdeel, gemeente, provincie en Rijk tot internationale organisaties als de VN, NAVO en de Europese Unie. Maar de overheid doet dat niet alleen. Wil men allerlei maatschappelijke problemen aanpakken en wil men de samenleving in de goede richting sturen, dan moeten ook andere partijen aan die sturing meedoen, zoals het bedrijfsleven, individuele burgers en de Civil society. Voor die sturing van de samenleving wordt gebruik gemaakt van allerlei beleidsinstrumenten: wetten, regelingen, subsidies, heffingen, voorlichting, plannen, enzovoort. De bestuurskunde gebruikt daarom ook kennis uit verschillende gerelateerde wetenschappelijke disiciplines, zoals de sociologie, politicologie, economie en rechtsgeleerdheid.
Uitgelicht
De Garbage can theory (nl: Vuilnisemmer theorie) is een theorie binnen de bestuurskunde die wordt gebruikt om besluitvorming te verklaren. De theorie is in 1972 ontwikkeld door Michael Cohen, James March en Johan Olsen.
De theoretische doorbraak van het model is dat het problemen, oplossingen en besluitvormers uit elkaar haalt, in tegenstelling tot de traditionele besluitvormingstheorie. Besluiten komen niet tot stand langs een lineair pad van probleem naar oplossing, maar zijn het resultaat van verschillende, onafhankelijk van elkaar spelende stromen binnen een organisatie.
De theorie ontleent haar naam aan de ontdekking dat er in organisaties allerlei ‘oplossingen’ worden bedacht die ter zijde worden geschoven omdat de erbij passende ‘problemen’ niet direct zichtbaar zijn. Wanneer de problemen wel boven water komen kan het lonen eens te kijken in de ‘vuilnisbak met oplossingen’.