Resolutie 1124 Veiligheidsraad Verenigde Naties
Resolutie 1124 | ||
---|---|---|
Van de | Veiligheidsraad van de Verenigde Naties | |
Datum | 31 juli 1997 | |
Nr. vergadering | 3807 | |
Code | S/RES/1124 | |
Stemming | voor 15 onth. 0 tegen
0 | |
Onderwerp | Georgisch-Abchazisch conflict | |
Beslissing | Verlengde de UNOMIG-waarnemingsmissie met 6 maanden. | |
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1997 | ||
Permanente leden | ||
Niet-permanente leden | ||
Chili · Costa Rica · Egypte · Guinee-Bissau · Japan · Kenia · Zuid-Korea · Polen · Portugal · Zweden
| ||
Abchazië.
|
Resolutie 1124 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd op 31 juli 1997 door de VN-Veiligheidsraad unaniem aangenomen, en verlengde de UNOMIG-waarnemingsmissie in Abchazië met zes maanden.
Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]
Op het einde van de jaren 1980 wilde de Abchazische minderheid in Abchazië onafhankelijk worden van Georgië, waartoe ze behoorden, terwijl de Georgiërs wel de meerderheid van de bevolking uitmaakten. De Georgiërs zagen dat niet zitten en in 1992 leidde de situatie tot een gewapend conflict. Daarbij raakte ook grote buur Rusland betrokken, die het voor de Abchazen opnam. Begin 1993 braken zware gevechten uit om de Abchazische hoofdstad Soechoemi, die kortstondig waren onderbroken door een staakt-het-vuren.
Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]
Waarnemingen[bewerken | brontekst bewerken]
De UNOMIG-waarnemers en de GOS-vredesmacht hadden veel bijgedragen tot de stabilisatie van de conflictzone in Georgië. De regio Gali bleef echter onveilig door gewapende groepen, misdaad en mijnen. Ten slotte had het GOS zijn vredesmacht verlengd tot 31 juli, maar een verdere verlenging was onzeker.
Handelingen[bewerken | brontekst bewerken]
De onderhandelingen tussen Georgië en de Abchazen waren vastgelopen. De Veiligheidsraad steunde de plannen van secretaris-generaal Kofi Annan om een actievere rol te spelen in de kwestie. Er was een bijeenkomst gepland in Genève om te bepalen in welke gebieden concrete vooruitgang kon worden geboekt. De Raad veroordeelde ook opnieuw de etnische moorden en geweld. Ook bevestigde hij nogmaals het recht dat alle vluchtelingen hadden op terugkeer, dit mocht niet gekoppeld worden aan de politieke status van Abchazië. Verder werd van Abchazië geëist dat dit proces sterk versneld werd.
Het mandaat van de UNOMIG-missie werd verlengd tot 31 januari 1998, maar hing wel af van dat van de GOS-vredesmacht. De secretaris-generaal werd gevraagd drie maanden na aanname van de resolutie te rapporteren over de toestand in Abchazië. Ten slotte zou de Veiligheidsraad de waarnemingsmissie vóór het einde van haar nieuwe mandaat grondig herbekijken.