Resolutie 2211 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Resolutie 2211
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 26 maart 2015
Nr. vergadering 7415
Code S/RES/2211
Stemming
voor
15
onth.
0
tegen
0
Onderwerp Democratische Republiek Congo
Beslissing Verlengde de MONUSCO-vredesmacht met 1 jaar.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 2015
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Angola Angola · Vlag van Tsjaad Tsjaad · Vlag van Chili Chili · Vlag van Spanje Spanje · Vlag van Jordanië Jordanië · Vlag van Litouwen Litouwen · Vlag van Maleisië Maleisië · Vlag van Nigeria Nigeria · Vlag van Nieuw-Zeeland Nieuw-Zeeland · Vlag van Venezuela Venezuela
Een VN-pantserwagen passeert Congolese troepen op weg naar de frontlijn in Beni, waar de VN de Congolese operatie tegen ADF-rebellen ondersteunde.

Resolutie 2211 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd op 26 maart 2015 unaniem aangenomen door de VN-Veiligheidsraad en verlengde de MONUSCO-vredesmacht in de Democratische Republiek Congo opnieuw met een jaar.[1]

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Congolese Burgeroorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1994 braken in de Democratische Republiek Congo etnische onlusten uit die onder meer werden veroorzaakt door de vluchtelingenstroom uit de buurlanden Rwanda en Burundi. In 1997 beëindigden rebellen de lange dictatuur van Mobutu en werd Kabila de nieuwe president. In 1998 escaleerde de burgeroorlog toen andere rebellen Kabila probeerden te verjagen. Zij zagen zich gesteund door Rwanda en Oeganda. Toen hij in 2001 omkwam bij een mislukte staatsgreep werd hij opgevolgd door zijn zoon. Onder buitenlandse druk werd afgesproken verkiezingen te houden die plaatsvonden in 2006 en gewonnen werden door Kabila. Intussen zijn er nog steeds rebellen actief in het oosten van Congo en blijft de situatie er gespannen.

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

De Democratische Strijdkrachten voor de Bevrijding van Rwanda (FDLR), de Geallieerde Democratische Krachten (AFF), het Verzetsleger van de Heer (LRA), de Nationale Bevrijdingskrachten (FNL) en andere binnen- en buitenlandse gewapende groeperingen die de crisis in Oost-Congo veroorzaakten moesten geneutraliseerd worden. Het snel neutraliseren van het FDLR had daarbij de hoogste prioriteit. Men telde immers al meer dan 2,7 miljoen interne verdrevenen en meer dan 490.000 vluchtelingen. De brutale moord op honderden burgers nabij Beni werd specifiek veroordeeld. Beni ligt dicht bij de grens met Oeganda, en de Oegandese rebellengroep ADF werd verantwoordelijk geacht.[2]

Niet enkel de rebellengroepen, maar ook het Congolese leger (FARDC) en de Congolese nationale politie (PNC) werden verdacht van mensenrechtenschendingen; onder meer tijdens betogingen in Kinshasa, Goma en Bukavu in januari 2015. Het land had hier recent wel officieren voor vervolgd en werd gevraagd de professionaliteit van zijn veiligheidsdiensten verder te verhogen.

Het mandaat van MONUSCO, en daarmee ook diens interventiebrigade, werd verlengd tot 31 maart 2016. Ook steunde de Veiligheidsraad voorstellen van de secretaris-generaal om de macht efficiënter te maken en vroeg dat ze snel werden uitgevoerd. Zo zou de macht 2000 manschappen inkrimpen. Het beschermen van de bevolking bleef haar belangrijkste taak, naast het neutraliseren van rebellengroepen, het versterken van de Congolese overheid en het helpen organiseren van verkiezingen.

Verwante resoluties[bewerken | brontekst bewerken]