Naar inhoud springen

Ridderorden en onderscheidingen in Saksen-Altenburg

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Wapen
Wapen
Hertog Ernstmedaille van Saksen-Altenburg en Kruis Ie Klasse
Hertog Ernstmedaille van Saksen-Altenburg en Kruis Ie Klasse

Het hertogdom Saksen-Altenburg was een van de Saksische hertogdommen die door leden van de Ernestijnse linie van het Huis Wettin werden bestuurd. Het latere koninkrijk Saksen viel in de erfscheiding van 1485 aan de Albertijnse linie van datzelfde vorstengeslacht toe. Saksen-Altenburg was tot 1918 een hertogdom en werd na de val van de monarchieën in Duitsland kortstondig een vrijstaat binnen de Duitse republiek. In 1920 werd Saksen-Coburg und Gotha deel van Beieren terwijl Saksen-Altenburg, Saksen-Weimar, Schwarzburg-Sondershausen, Saksen-Meiningen en de beide vorstendommen van het geslacht Reuß deel gingen uitmaken van de nieuwe vrijstaat Thüringen. Het Ernestijnse hertogdom Saksen-Coburg en Gotha werd deel van Beieren.

De Ernestijnse vorsten bezaten gezamenlijk een ridderorde, deze hertogelijk Saksisch-Ernestijnse Huisorde (Duits: Herzöglich Sachsen-Ernestinischer Hausorden) werd in 1833 mede door Frederik van Saksen-Altenburg ingesteld en bestond in ieder geval tot 1935. De door de hertog van Saksen-Altenburg verleenden kruisen bezitten op de bovenste kruisarm de initiaal "F". De versierselen werden aan ingezetenen mèt en aan vreemdelingen zonder een brede groen geëmailleerde lauwerkrans rond het medaillon uitgereikt. De orde droeg de naam "Huisorde" maar werd ook als moderne orde van verdienste gebruikt.

De hertogen van Saksen Altenburg hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om medailles van verdienste verbonden aan de hertogelijk Saksisch-Ernestijnse Huisorde met hun portret uit te reiken. In plaats daarvan lieten zij eigen medailles slaan.

In 1935 verbood Adolf Hitler Duitsers om de orden van de voormalige Duitse vorsten en vorstenhuizen aan te nemen. Deze beslissing wordt in de literatuur[1] als het einde van de Saksisch-Ernestijnse Huisorde beschouwd maar de orde werd net als de andere orden die het bezit van de vorsten en hun opvolgers zijn niet formeel opgeheven. In de Bondsrepubliek geldt het nazi-verbod niet en de Ernestijnse prinsen dragen op recente foto's het purperen lint met de blauwe bies.

In 1913 kwam in de drie Ernestijnse hertogdommen een einde aan de eigen diensteonderscheidingen. De hertogen van Saksen-Altenburg, Saksen-Coburg en Gotha en Saksen-Meiningen stichtten als vervanging van de verschillende "Schnallen" een nieuwe onderscheiding in de vorm van een kruis dat sterk leek op de dienstonderscheiding van Pruisen. Voor onderofficieren en manschappen uit de drie hertogdommen was een nieuwe medaille voorzien. Hun onderdanen dienden in Pruisische regimenten en in de Keizerlijke Marine.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Maximilian Gritzner, Handbuch der Haus-und Ritterorden, Leipzig, 1893
  • Gustav Adolph Ackermann, Ordensbuch sämmtlicher in Europa blühender und erloschener Orden und Ehrenzeichen, Annaberg 1855
  • Václav Měřička, Orden und Auszeichnungen, Prag 1969
  • Jörg Nimmergut, Katalog Orden & Ehrenzeichen von 1800 bis 1945, München 2002
  • Jörg Nimmergut, Deutsche Orden , München 1979
  • Kurt Stümpfl, Ritter des Ernestinischen Hausordens, Privatdruck, Wien 1979

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]