Tarquinius Noyon

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Tarquinius Noyon
Foto van Noyon door Mathieu Pieters.
Tarquinius Johannes Noyon
Geboren 24 december 1848 (Sneek)
Overleden 31 juli 1929 (Soest)
Nationaliteit Vlag van Nederland Nederlands
Alma mater Universiteit Utrecht
Universiteit Leiden
Partner Louiza van Valkenburg
Religie Doopsgezind
Functies
1907–1927 Procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
1899–1907 Advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
1896–1899 Advocaat-generaal bij het Gerechtshof Leeuwarden
1890–1896 Officier van justitie bij de Rechtbank Leeuwarden
1884–1890 Officier van justitie bij de Rechtbank Winschoten
1876–1884 Substituut-officier van justitie bij de Rechtbank Rotterdam
1875–1883 Substituut-officier van justitie bij de Rechtbank Brielle
Lijst van procureurs-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden

Tarquinius Johannes Noyon (Sneek, 24 december 1848Soest, 31 juli 1929) was een Nederlands jurist en procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Familie[bewerken | brontekst bewerken]

Noyon was lid van de patriciaatsfamilie Noyon en een zoon van de vicepresident gerechtshof Amsterdam mr. Petrus Simeon Noyon (1817-1893) en Johanna Wouters (1825-1905). Hij trouwde in 1887 met Louize Catharina Elizabeth van Valkenburg (1863-1943), lid van een van de drie patriciaatsfamilies Van Valkenburg. Zij kregen drie kinderen en zijn de grootouders van Blanche Noyon (1922-1995), getrouwd met Pierre Louis baron d'Aulnis de Bourouill (1918-2012) en overgrootouders van de beeldhouwer Tarquinius Johannes Noyon (1950).

Loopbaan[bewerken | brontekst bewerken]

Noyon studeerde vanaf 1866 aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam, vanaf 1868 aan de Universiteit Utrecht. Op 15 december 1868 behaalde hij zijn kandidaatsexamen aan de Universiteit Leiden waar hij op 29 juni 1871 zijn doctoraalexamen aflegde. Op 27 januari 1872 promoveerde hij aldaar magna cum laude op Het verzekerbaar belang van den crediteur in den zeehandel. Daarna aanvaardde hij de benoeming tot adjunct-commies aan het departement van Justitie. In 1875 werd hij substituut-officier van justitie in Brielle, het jaar daarop in Rotterdam en in 1884 werd hij benoemd tot officier van justitie in Winschoten. In 1890 ging hij diezelfde functie vervullen in Leeuwarden, waar hij in 1896 benoemd werd tot advocaat-generaal bij het hof. Per 9 maart 1899 werd hij benoemd tot advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Op 30 augustus 1907 aanvaardde hij daar de functie van procureur-generaal die hij bekleedde tot zijn ontslag (op eigen verzoek) per 1 mei 1927.

Noyon werd ook bekend door zijn juridische standaardwerken over Het Wetboek van strafrecht en Het Wetboek van strafvordering die tot ver in de 20e eeuw werden uitgegeven, bewerkt door zijn opvolgers Langemeijer en Remmelink.

Vrouwen in de rechtspraak

Tijdens zijn periode als procureur-generaal werd gediscussieerd of het wenselijk zou zijn om vrouwen in de rechterlijke macht toe te laten. Noyon vreesde dat vrouwen tijdens hun zwangerschap en hun maandelijkse periodes niet beschikken konden over onbevangen en onpartijdig oordeel.[1]

Onderscheidingen[bewerken | brontekst bewerken]

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Het verzekerbaar belang van den crediteur in den zeehandel. Leiden, 1872 (proefschrift)
  • Het Wetboek van strafrecht. 3 delen. Groningen, 1896-1900.
  • Het Wetboek van strafvordering, opgehelderd door de jurisprudentie van den Hoogen Raad. 's-Gravenhage, 1908.
  • De strafbepalingen der Wet van 20 Mei 1911, Staatsblad No. 130, tot bestrijding van zedeloosheid. Arnhem, 1912.
  • De wet van den 12en juni 1915, Staatsblad no. 247, houdende vaststelling van nadere strafrechtelijke voorzieningen betreffende veroordeelingen, waarbij de straf, tenzij de rechter later anders beveelt, niet wordt ondergaan, de betaling van geldboeten en de voorwaardelijke invrijheidstelling en de wet van den 2en augustus 1915, Staatsblad no. 365, tot aanvulling van het wetboek van strafrecht met een nieuw artikel ter bestrijding van de oneerlijke mededinging : supplement op: Het wetboek van strafrecht verklaard. Arnhem, 1916.
  • Het Wetboek van strafvordering. Arnhem, 1926.

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Werd, Marc de, "Vrouwen in de rechterlijke macht" in het tijdschrift Nemesis, 1999.
  2. Ridderorden en onderscheidingen in Haagsche Courant d.d. 31 augustus 1912
  3. Uit de Staatscourant: Onderscheidingen in Algemeen Handelsblad d.d. 16 februari 1927
Voorganger:
C. Polis
Procureur-generaal bij de Hoge Raad
1907–1927
Opvolger:
A. Tak