Naar inhoud springen

Elseya lavarackorum

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Elseya lavarackorum
Elseya lavarackorum
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Testudines (Schildpadden)
Onderorde:Pleurodira (Halswenders)
Familie:Chelidae (Slangenhalsschildpadden)
Geslacht:Elseya
Soort
Elseya lavarackorum
White & Archer, 1994
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Elseya lavarackorum op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Elseya lavarackorum is een schildpad uit de familie slangenhalsschildpadden (Chelidae).

Naam en indeling[bewerken | brontekst bewerken]

De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst voorgesteld door Arthur W. White en Michael Archer in 1994, zodat nog niet alle literatuur de soort vermeld. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Emydura lavarackorum gebruikt. De soortaanduiding lavarackorum is een eerbetoon aan de Australische paleodontologen Jim Lavarack en Sue Lavarack die een fossiel ontdekten van deze soort. Lange tijd werd gedacht dat de schildpad wat uitgestorven maar in 2000 ontdekte een team van wetenschappers onder leiding van Mehdi Joseph-Ouni een nog bestaande populatie.[1]

Uiterlijke kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De schildpad kan een schildlengte bereiken van 35 centimeter waarmee het een middelgrote soort is. Het rugschild heeft een bruine tot zeer donkerbruine kleur, het buikschild is geel tot lichtbruin. Jongere exemplaren hebben een roze kleur aan del;en van de poten die verdwijnt naarmate de dieren ouder worden.[2]

Verspreiding en habitat[bewerken | brontekst bewerken]

Elseya lavarackorum is endemisch in Australië, en komt alleen voor in de provincie Queensland.[1] De habitat bestaat uit permanente, grotere en stromende wateren zoals rivieren

Levenswijze[bewerken | brontekst bewerken]

Juveniele dieren leven voornamelijk van kleine waterdieren zoals insectenlarve maar gaan later steeds meer plantaardig materiaal eten. Volwassen exemplaren zijn volledig vegetarisch en eten bladeren, in het water gevallen fruit, bloemen, schors en plantenwortels. Enkele favoriete voedselplanten zijn onder andere Ficus racemosa en Pandanus aquaticus. De vrouwtjes zetten in het droge seizoen zes tot negen eieren af die begraven worden in de bodem. Het nest wordt gemaakt in de buurt van de waterlijn.[2]

Bronvermelding[bewerken | brontekst bewerken]