(In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de 'witte perdekies' (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen.)
Op het apostelpaard rijden.
Te voet gaan.
Op het verkeerde paard wedden.
Een verkeerde inschatting maken.
Op zijn stokpaardje zitten.
Over zijn lievelingsthema spreken.
Een dood paard aan een boom binden.
Overdreven voorzichtig zijn.
De man wel, maar het paard niet.
Niet helemaal eerlijk zijn.
Paradepaard.
Een bezit, eigenschap, kunst of vaardigheid waar iets of iemand trots op is.
De eigenaardigheden kennen van de mensen waarmee men te maken heeft (bijvoorbeeld een leraar zijn leerlingen).
parels
Parels voor de zwijnen gooien.
Goede raad geven aan mensen die daar evenwel niets van horen willen. Afgeleid van Matteüs 7:6, "Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij die niet vertrappen met hun poten en, zich omkerende, u verscheuren."
pas
Iemand de pas afsnijden.
Iemand verhinderen een bepaalde actie uit te voeren.
Pas op de plaats maken.
Geen voortgang maken. Geen groei of ontwikkeling doormaken.
Te pas en te onpas.
Steeds opnieuw, of het nu zin heeft of niet.
Pasen
Wanneer Pasen en Pinksteren op één dag vallen.
Nooit.
paus
Dat gebeurt pas als de paus een geus wordt.
Dat gebeurt nooit.
In Rome geweest zijn, maar de paus gemist hebben.
Wel kans hebben gehad, maar het belangrijkste gemist hebben.
Is de paus katholiek?
Een antwoord op een vraag waarvan het antwoord overduidelijk "Ja" is.
Kleingeestig mens, voor wie alles nauw steekt, die op allerlei kleinigheden scherp toeziet.[1] 'Lut' zou een verkorting zijn van "luttel", weinig, maar er is ook geopperd dat de naam verwijst naar de landen Put en Lud die in de Bijbel vlak na elkaar genoemd worden, Ezechiël 30:5.
Een Pietje precies.
Iemand die de dingen altijd heel precies wil doen.
Soldatenmaaltijd tijdens mobilisatie: stamppot, roggebrood en bonen.
recht (juridisch)
Het recht in eigen hand nemen.
Eigenmachtig optreden.
recht (wiskundig)
Recht praten wat krom is.
Door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien.
regen
Na regen komt zonneschijn.
Aan alle onaangename zaken komt een keer een einde.
Pijpenstelen regenen.
Heel hard regenen.
Van de regen in de drop.
Een verandering in de situatie, waarbij het ene probleem is opgelost, maar een nieuw probleem is ontstaan; de toestand is veranderd maar niet verbeterd, of is zelfs erger geworden.
Schelen zijn de mooisten niet, maar ze worden wel het meest aangekeken.
Als relativerend antwoord wanneer men zegt dat ze het niets kan schelen.
scheren
Als je geschoren wordt, moet je stilzitten.
Als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan.
schering
Dat is schering en inslag.
Dat komt bijzonder vaak voor.
(Schering en inslag zijn de lengte- en breedtedraden van een weefgetouw.)
schijf
Over heel veel schijven gaan.
Veel hiërarchische of administratieve niveaus moeten zich ermee bemoeien.
schip
Tussen wal en schip vallen.
Van hulp verstoken blijven omdat men niet aan de criteria voldoet van een van de categorieën waarvoor voorzieningen beschikbaar gesteld worden.
Zijn schepen achter zich verbranden.
Het zichzelf onmogelijk maken om zich nog terug te trekken. (Bijvoorbeeld als iemand verklaart dat hij ontslag zal nemen als aan zijn eisen niet wordt voldaan.)
Schipbreuk lijden.
Het niet tot zijn doel geraken; mislukken.
Zijn schip is binnen.
Hij heeft zijn fortuin gemaakt.
Schoon schip maken.
Grote opruiming houden en alles helder maken.
Het schip ingaan.
Groot risico nemen, leidend tot verlies.
Daar komt een schip met zure appels.
Daar komt een stevige regenbui aan.
schoen
De stoute schoenen aantrekken.
Iets doen wat moed vergt.
(Het woord 'stout' wordt gebruikt in de oude betekenis 'dapper'.)
Iemand iets in de schoenen schuiven.
Iemand aanwijzen als de schuldige of als de verantwoordelijke voor een mislukking.
Met lood in de schoenen.
Met heel veel tegenzin of angst (iets doen).
Naast zijn schoenen lopen.
Een te hoge dunk van zichzelf hebben.
Waar de schoen (of het schoentje) wringt.
Waar iemand hinder van ondervindt (bv. "Na lang praten kwam de directeur er achter waar nu eigenlijk de schoen wrong.").
schoorsteen
Daar moet de schoorsteen van roken.
Dat moet de inkomsten voortbrengen. Daar moeten we van bestaan.
Niet worden aangetast (bv. "Het onderwijs blijft bij de nieuwe bezuinigingen buiten schot.").
Een schot voor de boeg.
Een uitspraak of vraag als eerste aanzet tot een gesprek of discussie (eigenlijk: een waarschuwingsschot).
schroef
Op losse schroeven staan (zetten).
Het voortbestaan is onzeker (wordt onzeker gemaakt).
Het lijkt wel of er een schroefje bij je los zit.
Het lijkt wel of je 'gek' bent; of je 'geestesziek' bent; of je een psychische aandoening hebt.
schrijven
Met een vork of hark schrijven.
Meer in rekening brengen dan er afgenomen is. In een café worden consumpties wel genoteerd als verticale streepjes. Zou men met een vork kunnen schrijven dan zou men met één haal meerdere van die streepjes kunnen plaatsen.
Beeldspraak die de staat omschrijft als te besturen schip.
staf
Over iemand (of iets) de staf breken.
Iemand veroordelen, of, iets afkeuren.
Dit gezegde verwijst naar het vroegere gebruik van het breken van de rechtersstaf door de rechter, om te kennen te geven dat de aangeklaagde ter dood veroordeeld was.
stap
Grote stappen, gauw thuis.
Een taak uitvoeren zonder zich er druk over te maken of ieder detail correct wordt aangepakt.
De eerste stap zetten.
Initiatief nemen.
stapel
Te hard van stapel lopen.
Iets te snel aanpakken.
steek
Geen steek zien.
Niets zien.
Iemand in de steek laten.
Iemand aan zijn lot overlaten.
Een steek(je) laten vallen.
Een fout maken.
steen
Steen des aanstoots.
Iets waaraan men zich ergert.
Steen en been klagen.
Luid en heftig klagen.
Steenrijk.
Uitzonderlijk rijk.
(Historisch: in de vroege middeleeuwen konden enkel kapitaalkrachtigen zich een stenen huis permitteren; de standaard was toen hout.)
Een steentje bijdragen.
Ergens een bijdrage aan leveren.
stoel
Je mening niet onder stoelen of banken steken.
Je mening niet verbergen, openlijk voor je mening en standpunten uit durven komen, bijvoorbeeld van afkeuring van iets.
stof
In het stof bijten.
De strijd verliezen.
stom
Stomdronken.
Helemaal bezopen, meer alcohol genuttigd hebbend dan men aankan.
Met stomheid geslagen.
Plotseling geen woord meer kunnen zeggen.
storm
Een storm in een glas water.
Drukte maken om (bijna) niets.
straat
Iemand op straat zetten.
Iemand ontslaan.
Iets aan de straatstenen niet kwijt kunnen raken.
Iets niet kunnen verkopen.
strop
Een financiële strop zijn.
Een zaak of goed waar verlies op wordt geleden.
Iemand de strop gebieden of zenden.
Iemand verachten. Verouderd gezegde.
"Laqueum mandare, den strick gebieden, is yemant also verachten, dat men daer niet na en vraecht al waert dat hy hen oock verhinghe."
(Het Lof der Sotheyt, p. 27f, 47v, 1560, vertaling van Moriae encomium van Erasmus.
struisvogel
Struisvogelpolitiek bedrijven.
Moeilijkheden bewust niet serieus nemen.
stuk
Een stuk in de kraag drinken.
Zich dronken drinken.
Dat is een stuk!
Dat is een aantrekkelijk persoon.
Iemand van zijn stuk brengen.
Iemand onzeker maken.
tabak
Ergens balen tabak van hebben. Of kortweg: Ergens tabak van hebben.
Iets niet meer leuk vinden en willen dat het stopt.
tafel
Iets ter tafel brengen.
Voorstellen om iets te bespreken.
Zijn kaarten op tafel leggen.
Zijn bedoelingen tonen.
tand
Aftands zijn.
Oud en versleten zijn. Aftands is een begrip uit de paardenfokkerij; na een jaar of acht is het gebit van een paard volgroeid en noemt men het dier aftands.
De tand des tijds.
Slijtage, veroudering.
Ergens de tanden inzetten.
Vasthoudend zijn, niet snel opgeven.
Haar op de tanden hebben.
Goed van zich af durven spreken.
Iemand aan de tand voelen.
Iemand kritisch ondervragen. Aan de hand van vorm van de tanden van een paard kan een handelaar inschatten hoe oud het dier is. Zie ook aftands.
Met de mond vol tanden staan.
Niet kunnen antwoorden op een moeilijke vraag.
Op zijn tandvlees lopen.
Uitgeput zijn.
Of: Er haveloos bijlopen.
De tanden laten zien.
Tonen dat men niet bang is; stevig uitvaren; streng zijn.