Wikipedia:Educatieprogramma/ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalers/Sport in de DDR

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De sport in de DDR, een republiek die bestond in de periode 1949-1990, werd intensief door de staat ondersteund en speelde zich vooral binnen de Deutscher Turn- und Sportbund (DTSB) af. Door topprestaties te leveren in de wedstrijdsport kon de DDR aan internationaal aanzien winnen. Er waren talrijke sportgroepen en -verenigingen waarbij het lidmaatschap niets of bijna niets kostte, zoals bijvoorbeeld de sportvereniging binnen het bedrijf (Betriebssportgemeinschaften, BSG), de sportverenigingen (Sportgemeinschaften, SG) en schoolsportverenigingen (Schulsportgemeinschaften, SSG). Daarnaast waren er motorsportverenigingen en -clubs binnen de overkoepelende motorsportorganisatie ADMV, militaire sportgroepen binnen de overkoepelende GST en vele speciale door de staat ondersteunde wedstrijdsportscholen voor de jeugd. Zo ook de Duitse hogeschool voor lichamelijke opvoeding (Deutsche Hochschule für Körperkultur, DHfK) in Leipzig, hét centrum van het door de staat toegepaste dwangsysteem van doping.

De Internationale Friedensfahrt werd vanaf 1952 ook in de DDR verreden en hiervoor was grote interesse vanuit het publiek en vanuit de media.

Inhoudsopgave 1 School- en recreatiesport 1.1 Oproep tot sporten via de media 1.2 Bekende evenementen 1.3 Sportonderscheidingen 1.4 Sportclassificaties 1.5 Zwemonderscheidingen 1.6 Veel beoefende sporten 2 Topsport 2.1 Internationale kampioenschappen 2.2 Medailleoverzicht van de DDR bij de Olympische Spelen 3 De sport als inzet voor de erkenning van de DDR 4 Dopingproblematiek 5 Vluchtende sporters 6 Het einde van het DDR-sportsysteem 7 Literatuur 8 Films 9 Weblinks 10 Opmerkingen 11 Verwijzingen

School- en recreatiesport[bewerken | brontekst bewerken]

Aan recreatief sporten, de zogenaamde Breitensport (letterlijke vertaling: breedtesport), werd in de DDR grote waarde toegekend. De ondersteuning van de lichamelijke opvoeding, maar ook van de school- en volkssport was opgenomen in de grondwet. [1] In de DDR was in het arbeidsrecht geregeld, dat werknemers vrij kregen wanneer ze meehielpen aan de voorbereiding en uitvoering van sportevenementen, voor zover deze werkzaamheden niet buiten arbeidstijd gedaan konden worden. [2] Ook waren bij wet de gevolgen van sportblessures gelijkgesteld aan arbeidsongevallen. Het gebruik van sportaccommodaties was voor de sportverenigingen zonder kosten. [3]

Het DDR-bestuur probeerde aan te haken aan de gevestigde arbeiderssportverenigingen die al een lange traditie hadden. Staatschef Walter Ulbricht volgde zijn eigen, in 1959 uitgeroepen motto: "Voor iedereen in elk oord - eenmaal in de week gesport" en deed mee als voorturner bij sportfeesten of hij liet zich voor de DDR-televisie bij het skiën of tafeltennis in beeld brengen. [4]

Een groot deel van de sportbeoefenaars waren in het kader van de Duitse turn- en sportbond (DTSB) in bedrijfssportverenigingen (BSG) georganiseerd. Het bedrijf, Trägerbetrieb genaamd, was verplicht de activiteiten van 'hun' bedrijfssportvereniging (BSG) te financieren. De bedrijfssportverenigingen verdeelden zich weer in onderafdelingen voor de verschillende takken van sport De bedrijfsaard van de werkgever bepaalde niet het lidmaatschap in een sportvereniging, maar men had vrije keus uit het aanbod van sportactiviteiten.

Ondanks de gigantische ondersteuning door de staat werd ook de recreatiesport beperkt door de dagelijkse gang van zaken in de DDR. De zwem- en turnhallen, maar ook andere sportplaatsen, waren ingesteld naar (vermoedelijke) behoefte. Het aanbod was, in vergelijk met de voorzieningen in de BRD, onvoldoende en vaak in slechte conditie. [5] Er was een tekort aan sporttoestellen en -materialen, wat deels te wijten was aan het feit dat deze vaak maar in beperkte mate beschikbaar werden gesteld aan de sportverenigingen. In het jaar 1989 bestonden er in de DDR 262 sportstadions, 2129 sportzalen, 212 overdekte zwembaden, 1449 openluchtbaden, 1298 tennisbanen en 1800 kegelsportfaciliteiten. [6]

Voor de recreatieve sport werd in Berlijn, na 2 jaar bouwen, het Sport- und Erholungszentrum (SEZ) geopend, dat destijds door zijn veelzijdigheid en grootte uniek in de wereld was. Dit sport- en ontspanningscentrum was een grote publiekstrekker en bestond uit een zwemparadijs met zeven bassins, inclusief een golfslagbad, meerdere sport- en evenementenhallen, bowlingbanen en fitnessstudio's.

Op school-, districts-, provinciaal- en landniveau werden er diverse sportieve wedstrijden georganiseerd. Het belangrijkste evenement hierbij was de vanaf 1965 ingevoerde speciale wedstrijden voor kinderen en jongeren, de zgn. Kinder- und Jugenddspartakiaden. Hierbij werd niet alleen de algemeen bekende sporten beoefend, maar werden ook in de in de niet-olympische disciplines en minder populaire sporten, zoals vuistbal, biljard en de ruitersport uitgevoerd. De Kinder- und Jugenddspartakiaden werden op gemeente/stads- en districtsniveau elk jaar georganiseerd door de eigen commissies van de DTSB en de FDJ. Op provinciaal- en landsniveau gebeurde dit elke twee jaar. In 1983 namen er 997.000 kinderen en jongeren deel aan de districts-Spartakiade voor zomersporten en 30.600 aan de Spartakiade voor wintersporten. [7] In dezelfde lijn werd uitgebreid naar andere leeftijdsgroepen met wedstrijden voor kleuterschoolkinderen, de Bummispartakiaden, en voor de ouderen met de Seniorenspartakiade.

Alle grotere bedrijven organiseerden bedrijfssportfeesten voor hun werknemers en hun aanhang. Hierbij werd dan ook propaganda gevoerd voor het regelmatig beoefenen van sport. Bij de bedrijfssportfeesten werden meestal licht-atletische takken van sport georganiseerd, maar waar dit mogelijk was, werden ook sporten als kegelen of boogschieten aangeboden. Op districtsniveau werden districtswedstrijden in verschillende takken van sport de voor werknemers georganiseerd en waarvoor voorselecties gehouden werden.

De zoektocht naar talent voor de topsport resulteerde in een goed ingericht scoutsysteem, waarbij bijna alle scholen en deels zelfs ook de kleuterscholen bezocht werden, om voor getalenteerde kinderen een bijpassende tak van sport te vinden waarin ze goede resultaten zouden kunnen behalen.

Het sportonderwijs in de school bestond uit twee tot drie uur per week. Ook bij hogescholen en universiteiten was het onderricht voor alle studenten verplicht. De Gesellschaft für Sport und Technik (GST) organiseerde bij wijze van militaire vooropleiding militaire sporten, legerkampen en militaire wedstrijden (Wehrspartakiaden) die voor alle leerlingen en studenten verplicht was. Onder GST vielen de "technische" takken van sport, zoals bijvoorbeeld motorsport. Deze vereniging was meestal de enige mogelijkheid om bepaalde sporten (zoals zweefvliegen en motorvliegen, schiet- en duiksport) legaal te kunnen beoefenen.

Ulbricht bij het 3e Duitse turn- en sportfeest in Leipzig (1959)
De Noorse ploeg bij de 9e kinder- en jeugdspartakiade in Oberhof (1983)
Wegwielrennen Berlijn – Leipzig (1988)
Golfslagbad van de SEZ in Berlijn (1981)

Oproep tot sporten via de media[bewerken | brontekst bewerken]

Via de media werd getracht de DDR-bevolking aan te moedigen om te gaan sporten. Voor dit doel werd bijvoorbeeld op werkdagen elke dag de tv-serie "Medizin nach Noten" (Ned. "Sport op muziek") uitgezonden en werd wekelijks de radio-uitzending "Hehehe - Sport an der Spree" door Heinz Florian Oertel gepresenteerd.

Ook in kranten en tijdschriften probeerde men mensen nog meer tot regelmatiger en gezondheidsbevorderende sportieve activiteiten te bewegen. Zo was er de landelijke krantenactie "Dein Herz dem Sport – Stark wie ein Baum" (Ned. "Sport voor je hart – zo sterk als een boom"), waarbij drie bomen afgedrukt werden met zoveel bladeren als mogelijke sportactiviteiten waren met daarop woorden als "kracht", "uithoudingsvermogen” en "beweeglijkheid". Deze actie zorgde vanaf het voorjaar van 1986 tot aan de zomer van 1987 voor een half miljoen inschrijvingen. [8] Voor kinderen verscheen vanaf 1964 wekelijks de serie "Mach mit, mach's nach, mach's besser" (Ned. "Doe mee, doe na, doe het beter") op TV, met presentator Gerhard "Adi" Adolph. Schoolteams uit verschillende steden streden op een sportieve manier met elkaar. De tv-serie was als een toernooi opgezet. In de finale streden de teams om een wisselbeker van de NOK, het Nationaal Comité van de DDR. Na de val van de Muur streden de schoolteams Oost-Duitsland tegen de schoolteams uit West-Duitsland, waarbij de Oost-Duitse scholieren meestal dik wonnen. De serie werd in 1991 beëindigd, gelijk met het opheffen van de DFF, de nationale Tv-zender van de DDR. [9]

Bekende evenementen[bewerken | brontekst bewerken]

In de DDR werd een groot aantal recreatieve breedtesportevenementen op regionaal niveau georganiseerd.

Sommige recreatieve breedtesportevenementen die in de hele DRR bekend waren, zijn er nog altijd, zoals:

  • der GutsMuths-Rennsteiglauf (loopsport)
  • Halve marathon van Berlijn (loopsport)
  • der Kammlauf (langlaufsport)
  • der Wettkampf Stärkster Lehrling, Sportlichstes Mädchen (Ned. de strijd om de sterkste leerling, het sportiefste meisje)
  • das Tischtennisturnier der Tausende (tafeltennis)
  • de tweedaagse Skikammwanderung Freundschaftsgrenze in Johanngeorgenstadt (2-daags langlauf-evenement)
  • het volleybaltoernooi genaamd Ran ans Netz
  • die Erfurter Burgenfahrt (fietstocht)
  • de nationale sportbeker voor teams uit gemeenten met minder dan 5000 inwoners

Sportonderscheidingen[bewerken | brontekst bewerken]

Sinds 1955 werden er in de DDR speciale sportonderscheidingen toegekend. De sporteisen werden naar leeftijdsgroepen ingedeeld en moesten vooral in de disciplines zwemmen, hardlopen, springen, werpen, stoten en turnen op apparaten binnen 24 maanden gehaald worden. De verdeling van de insignes en medailles in goud, zilver en brons kwam overeen met de respectievelijk gestelde hoge eisen.

Sportinsignes uit de DDR voor kinderen in zilver en brons uit de jaren ‘80

Sportclassificaties[bewerken | brontekst bewerken]

Om ingedeeld te worden in sportniveau ’s moesten bepaalde prestaties geleverd worden. Hiervoor was er een verdeling gemaakt van prestatieniveau III tot I en de Meisterklasse (kampioenklasse) De sportclassificatie bestond voor zeer uiteenlopende sporten en ook voor sporten zonder wedstrijdelement, zoals het wandelen en de klimsport. De toekenning van de eretitel Verdiente Meister des Sports (Ned. terechte sportkampioen) werd niet alleen uitgereikt bij uitzonderlijke sportprestaties, maar werd ook verstrekt aan trainers, sportwetenschappers en sportfunctionarissen.

Zwemonderscheidingen[bewerken | brontekst bewerken]

De zwemonderscheiding werd in de DDR onderverdeeld in 3 niveau's en was vooral bedoeld om de prestaties van kinderen en jeugdigen onder aandacht te brengen. Om te voldoen aan de eisen voor de niveau's 1 en 2 moesten afstanden zonder tijdsbegrenzing gezwommen worden. Voor niveau 3 moest leeftijdsafhankelijk een minimale tijd gehaald worden.

Zwemmedailles voor het 1e en 2e niveau

Veel beoefende sporten[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens een onderzoek uit 1986 was er een grote verscheidenheid aan sporten die door scholieren werden beoefend, waarbij de op scholen meest bedreven sporten voor beide geslachten gelijk bleken. De verdeling van de meest beoefende sporten is als volgt samengesteld.[10] Rang Meisjes POS (algemene basisschool) Meisjes Beroepsonderwijs Jongens POS Jongens Beroepsonderwijs

1 16% Lichte atletiek 12% Volleybal 22% Voetbal 29% Voetbal 2 9 % Turnen 9 % Lichte atletiek 11 % Lichte atletiek 7 % Volleybal 3 9 % Handbal 9 % Gymnastiek 8 % Handbal 6 % Handbal 4 8 % Gymnastiek 7 % Handbal 4 % Volleybal 5 % Lichte atletiek 5 5 % Volleybal 5 % Zwemmen 4 % Judo 5 % Tafeltennis 6 5 % Zwemmen 4 % Tafeltennis 4 % Zwemmen 3 % Judo 7 3 % Tafeltennis 3 % Turnen 4 % Tafeltennis 2 % Kegelen

Kijk voor de verdeling van de georganiseerde sportbeoefenaars in de verschillende sporten bij de Deutscher Turm- und Sportbund: kopje „Mitgliederverteilung auf die Sportarten“.

Ter ondersteuning van de wedstrijdsporten werden er in de DDR vanaf 1954 vele sportclubs opgericht als speciale oefencentra voor topsporters. De ondersteuning van de topsport werd in eerste instantie naar voorbeeld van de Sovjet-Unie ingericht, maar al snel werd een eigen trainingsleer ontwikkeld, die zich meer op bijzonderheden van de genetische aanleg toespitste. [11] De speciaal getrainde DDR-sporters uit deze oefencentra vestigden, zeker in verhouding met het bevolkingsaantal, een buitensporig aantal Europese- en wereldrecords in vele sporten, vooral bij het zwemmen, in de ijs- en wintersporten, bij het wielrennen, in de lichte atletiek en bij het gewichtheffen. Met het bij de voorbereiding van de olympische zomerspelen van 1972 genomen staatsbesluit van 1969 werd de topsportondersteuning geconcentreerd op die sporten die als succesvol werden gezien. Met dit besluit werden de uitgaven voor de topsport in totaliteit verhoogd en werden tegelijkertijd sporten als basketbal, hockey, waterpolo, alpineskiën en de modern vijfkamp uit het ondersteuningsprogramma genomen. [12] Deze ingrepen hadden grote gevolgen voor de betreffende sporten. De topsporters van de getroffen sporten werden ingelijfd in de sportverenigingen voor de breedtesport. [13] In de 50er jaren was de DDR actief betrokken bij de autosport. [14][15] In latere jaren werd vooral bij de motorcross- en rallytochten resultaat geboekt, zoals bij de International Six Days Enduro met MZ-motoren en de Rally Poland of de Acropolis Rally met de Wartburg 353 van de autofabrikant VEB Automobilwerk Eisenach. [A 1]

Waldemar Cierpinski bij zijn eerste Olympia overwinning bij de Marathon in 1976 in Montreal
Katarina Witt 1987

Het grote succes van de DDR-sporters werd toegeschreven aan de systematische sportbegeleiding, waarbij ook alle scholen inbegrepen waren. De effectiviteit van de sportbegeleiding in de DDR werd onder andere duidelijk toen na de Duitse hereniging een uitzonderlijk groot deel van de Duitse sportsuccessen werden behaald door sporters die in de DDR getraind waren.

De DDR ondersteunde de topsport zo intensief om met de successen het zelfbewustzijn van de DDR-bevolking te vergroten, aan internationale achting te winnen en van de gelegenheid gebruik te maken het socialisme te laten zien. Tegelijkertijd waren topsporters "diplomaten in trainingspak". Binnen de DDR-topsport hadden militairen ook een rol. In de sportclubs van de militaire sportvereniging Vorwarts (NVA) en de sportvereniging Dynamo (VP, MfS) trainden topsporters als beroepssporters. Als gevolg van de intensieve ondersteuning kwamen uit de rijen van DDR-sportmilitairen veel winnaars bij de Europese en wereldkampioenschappen en de Olympische Spelen.

Sponsoring bestond nagenoeg niet in de DDR. In plaats daarvan waren er vele bedrijfssportverenigingen die ook in de kleinere plaatsen gefinancierd en gesteund werden door plaatselijke bedrijven, fabrieken en coöperaties. Een van de weinige uitzonderingen was de wielersport, die op Italiaanse en Britse hulp terug kon vallen. Bedrijven als Colnago en Reynolds sponsorden de DDR-teams zoals tegenwoordig profteams ondersteund worden. Vanwege de prestaties bleef Campagnolo de DDR-sporters ondersteunen tot na de Duits hereniging. Aan het einde van de jaren 80 werden de nationale ploegen van de DDR (o.a. atletiek, wielrennen) van kleding voorzien door de firma Adidas.

Bijzonderheid: bij veel sporten waren de topsporters officieel in dienst bij een bedrijf en waren zij buiten het (sport)seizoen ook daadwerkelijk als beroepskrachten aan het werk. Voor voormalig topsporters werd het overstappen naar een gewoon beroep gemakkelijk gemaakt. De criteria voor het behalen van beloningen voor topprestaties en het verwerven van medailles waren doorgaans niet met West-Duitse maatstaven te vergelijken.

Internationale kampioenschappen[bewerken | brontekst bewerken]

Van de totaal 755 olympische medailles voor de DDR, waren er 203 goud. 768 wereldkampioenen en 747 Europees kampioenen komen uit de DDR.

Van 1956 tot 1964 deden de DDR-sporters als één gezamenlijk Duits team mee aan de Olympische spelen mee. Met als volkslied Beethovens Freude schöner Götterfunken trad deze ploeg onder de olympische vlag aan. Na akkoord van het IOC mocht de DDR in 1968 voor het eerst een eigen olympisch team afvaardigen onder de naam Oost-Duitsland, maar dan wel zoals altijd met de gemeenschappelijke vlag (zwart-rood-goud met opdruk van de olympische ringen) en bij uitreiking van medailles hetzelfde volkslied als het West-Duitse team. Vanaf 1972 begonnen de DDR sporters met de DDR-vlag en -volkslied. [16]

Medailleoverzicht van de DDR bij de Olympische Spelen Zomerspelen G Z B Winterspelen G Z B 1956 Melbourne 1 4 2 Cortina d'Ampezzo 1 0 5 1960 Rome 3 9 7 Squaw Valley 2 1 0 1964 Tokyo 3 11 5 Innsbruck 2 2 0 1968 Mexico-Stad 9 9 7 5 Grenoble 1 2 2 10 1972 München 20 23 23 3 Sapporo 4 3 7 2 1976 Montréal 40 25 25 2 Innsbruck 7 5 7 2 1980 Moskou 47 37 42 2 Lake Placid 9 7 7 2 1984 Los Angeles (door de DDR geboycot) Sarajevo 9 9 6 1 1988 Seoul 37 35 30 2 Calgary 9 10 6 2

Van 1956 tot 1964 traden de sporters uit de DDR en de Bondsrepubliek Duitsland in eerste instantie aan als een gemeenschappelijk gezamenlijk Olympische team.

Gemeenschappelijke resultaten met de Bondsrepubliek (weergave in een medailleoverzicht)

  • 1956: Bronzen medaille in het ploegenklassement in het wegwielrennen
  • 1960: Gouden medaille in de kajakploeg
  • 1960: Twee bronzen medailles in de zwemmers estafetteploeg voor vrouwen
  • 1964: Drie zilveren medailles in de zwemmers estafetteploeg voor mannen
  • 1964: Twee bronzen medailles in het mannenturnteam en bij de military (paardensport)
Gustav-Adolf „Täve“ Schur met zijn trainer Herbert Weisbrodt in 1957

De sport als inzet voor de erkenning van de DDR De DDR zag en gebruikte de mogelijkheid internationaal aanzien te winnen op het gebied van sport. De Bondsrepubliek probeerde dit op verschillende manieren tegen te werken. Als gevolg van de Hallsteindoctrine oefende de regering van de Bondsrepubliek na 1955 druk uit op de West-Duitse sportorganisaties om het West-Duitse Alleinvertretungsanspruch ('aanspraak dat men de enige vertegenwoordiger is') waar maar mogelijk is door te voeren in de internationale sportbetrekkingen.

Na onenigheden tussen Oost- en West-Duitse commissies om lidmaatschap bij het IOC en internationale sportorganisaties, maar ook om de opstelling van de gezamenlijke Duitse olympische ploeg, was met de invoering van het hamer- en sikkelembleem op de DDR-staatsvlag op 1 oktober 1959 een nieuw strijdpunt ontstaan. Volgens het DDR besluit van 1 oktober 1959 zou bij alle internationale sportmanifestaties waaraan DDR-sporters deelnamen de DDR-staatsvlag gehesen worden. [17]

Op 4 november 1959 kondigde het West-Duitse Ministerie van Binnenlandse Zaken regels aan tegen "het tonen van de Sovjetzonevlag", waarna het laten zien van de DDR-vlag een "storing van de grondwettelijke orde en daarmee van de openbare orde" zou zijn. [18] West-Duitse atleten werden gemaand de DDR-vlag uit de weg te gaan. Zo kwam in maart 1961 bij het wereldkampioenschap ijshockey in Genève, op aanraden van het ministerie van buitenlandse zaken, het team van West-Duitsland niet opdagen bij de wedstrijd tegen het team van de DDR, omdat ze in geval van een nederlaag het volkslied en de vlag van de DDR eer zouden moeten bewijzen. De daardoor uitgevallen wedstrijd werd ten gunste van de DDR gewaardeerd met 5:0 en het West-Duitse team kwam op de laatste plaats van hun groep terecht. [19]

De Duitse Ploeg met eigen vlag bij de openingsceremonie van de Olympische Spelen in 1972 in München

Toen de grens tussen Oost- en West-Duitsland een feit werd, de innerdeutsche Grenze, nam de leiding van het West-Duitse nationaal Olympisch comité (NOK) en de directie van de Duitse sportbond (DSB) op 16 augustus 1961 de Düsseldorfer Beschlüsse aan, waarna sportevenementen met DDR-sportgroepen in West-Duitsland niet meer toegestaan waren. Ook werd het de West-Duitse sporters officieel verboden in de DDR deel te nemen aan nationale of internationale wedstrijden . Daarnaast werd in september 1961 op aandrang van de West-Duitse regering een inreisverbod voor DDR-sporters naar NATO-landen ingevoerd, welke voortduurde tot 1964/65 . Het inreisverbod voor DDR-sporters stuitte op afwijzing door de internationale westerse sportorganisaties en weerhield de westelijke landen er niet van wedstrijden in de DDR ceremonieel te starten. [20]

Bij de wereldkampioenschappen ijshockey in 1962 in de USA werd het DDR-team niet toegestaan in te reizen, waarna de Sovjet-Unie en Tsjecho-Slowakije zich solidair verklaarden met de DDR en ook niet aantraden. Wanneer in hetzelfde jaar bij de wereldkampioenschappen alpineskiën in Frankrijk de DDR-sporters niet mogen inreizen, wordt door de internationale skifederatie (FIS) de status van wereldkampioenschap van de wedstrijden afgenomen. [21] De vergeefse pogingen tot isolatie blijken uiteindelijk positief voor de DDR uit te pakken, wanneer de DDR in 1965 met slechts 5 tegenstemmen van de 59 stemmende IOC-leden volledige erkenning en het recht op een eigen olympisch team toegekend krijgt van het NOK. Hierop ziet West-Duitsland af van de blokkade van sportieve ontmoetingen tussen Oost- en West-Duitse sporters. [22]

In 1968 verleende het NOK de DDR ook het recht op het voeren van de eigen vlag. De West-Duitse regering werd hierdoor geconfronteerd met het feit dat zij de vlag en het volkslied van de DDR zouden moeten accepteren, wanneer ze de Olympische Zomerspelen 1972 in München niet wilden afzeggen. In de wandelgangen werden steden als Montreal, Moskou en Leipzig al als mogelijke opties genoemd. Op 18 december 1968 besloot de toenmalige West-Duitse regering aan de eis van het IOC te voldoen en de Spelen in München volgens protocol uit te voeren.

Er ontstond grote beroering, toen in maart 1969 bij een turndemonstratie van het nationale DDR-team in Mainz de vlag van de DDR door de grenscontrole heen gekomen bleek te zijn en deze tegen de wil van het team en onder protest van de toeschouwers verwijderd werd. In 1970 werd het verbod op het vertonen van de DDR-vlag in West-Duitsland opgeheven. [23]

Dopingproblematiek[bewerken | brontekst bewerken]

Voor de successen in de sport werd ook blijvende schade aan de gezondheid van de atleten op de koop toegenomen door functionarissen, artsen en trainers. Na de hereniging werden de details over doping in de DDR bekend. Wedstrijdsporters uit de DDR kregen in het kader van het door de staat georganiseerde dopingprogramma, bekend onder de naam Staatsplanthema 14.25, vaak buiten hun medeweten, doping door trainers en sportartsen toegediend. Het meest werd het door de VEB Jenapharm ontwikkelde anabole middel Oral-Turinabol gebruikt. [24] Ook minderjarige sporters kregen onder het voorwendsel van "vitaminen" buiten hun medeweten doping toegediend. [25] In totaal werden tussen 10.000 [26] en 12.000 [27] sporters bij de doping betrokken.

Het staatsbestuur investeerde jaarlijks ongeveer 5 miljoen Mark in wetenschappelijk onderzoek naar doping. Maatgevend hierbij was het 600 medewerkers sterke wetenschappelijk onderzoekscentrum voor lichamelijke opvoeding, het FKS. Dit instituut alleen al was in de olympische periode van 1984 tot 1988 verantwoordelijk voor 21 dopingonderzoeksprojecten. [27] Hans Schuster, die jarenlang directeur was van de FKS, schat in "dat zonder het toedienen van anabolen de internationale topprestaties niet mogelijk (geweest) zouden zijn". [28]

Manfred Höppner, plaatsvervangend hoofd van de sportmedische dienst van de DDR (SMD), vatte in 1977 de "stand van toediening van ondersteunende middelen" als volgt samen: "Het hoofdbestanddeel van de tot nu gebruikte preparaten bevatten anabole hormonen, ook wel anabole steroïden genoemd. Ze werden binnen de DDR-wedstrijdsport ingezet sinds 1966. Vooral en in toenemende mate tijdens de voorbereidingen van de Olympische Spelen in 1972 en 1976. Met uitzondering van de sporten zeilen en turnen (dames), kwam het voor in bijna alle olympische sporten, in bijna alle lagen (I en II, A en B) van de nationale ploegen. Dat houdt in dat het werd toegediend bij alle nationale teams van de DDR-sportorganisaties. [...] In sporten met meetbare resultaten is dit feit door meters, seconden en kilo's precies vast te stellen. [...] Het gebruik tot nu toe van anabole hormonen heeft bij vele vrouwen, maar in het bijzonder bij de zwemsport, tot onherstelbare schade gevoerd. Bijvoorbeeld het openbaren van mannelijke kenmerken als toegenomen lichaamsbeharing, verandering van de stem en libido problemen." – Treffbericht IM Technik (Manfred Höppner) van 3 maart 1977, BStU Mfs ZA A 637/79.

Bij slachtoffers als gevolg van staatsdoping in de DDR is vastgesteld dat er vaker dan gemiddeld kanker- en hartspierziektes, maar ook lever- en botziekten voorkomen. Vrouwelijke dopingontvangers hebben daarnaast een verhoogde kans op een miskraam. Andreas Krieger onderging een geslachtsveranderende operatie om het door de overmatig toegediende hormonen veranderde lichaam 'aan te passen'. Sportwetenschappers houden er rekening mee dat tot 2% van de sterfgevallen bij DDR-sporters op dopinggebruik terug te voeren is en dat er zich bij minstens 1000 van de gedrogeerde DDR-sporters nog later optredende schade zal openbaren. [29] Een in 2001 uitgevaardigde wet dopingslachtofferhulp kende aan 194 dopingslachtoffers een schadevergoeding van € 10.348 toe. [30] In 2006 werd aan 167 gedupeerden een eenmalige betaling van € 9.250,00 toegekend. De vereniging 'Doping-Opfer-Hilfe' komt voor de belangen van de slachtoffers op. [31]

In 2000 kregen Manfred Ewald en Manfred Höppner een gevangenisstraf van resp. 22 en 18 maanden vanwege twintigmaal hulp bij het toebrengen van lichamelijk letsel door doping bij minderjarige atleten. [32][33] De bondsarts van de DDR zwemorganisatie Lothar Kipke kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden Toch bleef het medeplichtig zijn aan de DDR-doping in de regel juridisch zonder gevolgen of werd afgezien van strafvervolging vanwege geringe feiten en werd de zaak afgedaan met het betalen van geldboetes. [34] Ook na 1990 waren trainers en medici die betrokken waren in het DDR-dopingsysteem actief op het gebied van de wedstrijdsport in de Bondsrepubliek Duitsland. Als een van de weinige sporters liet Gesine Tettenborn haar met behulp van doping gehaalde resultaten uit de recordlijsten verwijderen. [35]

Zie ook: Doping in de Bondsrepubliek Duitsland

Vluchtende sporters[bewerken | brontekst bewerken]

Verschillende DDR sporters maakten gebruik van hun vrijheid van reizen om de DDR voor altijd te verlaten. In de periode vanaf 1952 tot aan 1989 telde het ministerie voor staatszekerheid (MfS) 615 zogenaamde "sportverraders".[36] Bij een geslaagde vlucht probeerde de MfS de sporters met dreigementen of met hulp van familie tot terugkeer over te halen. Wanneer dit niet lukte werden de sporters in de door de staat gecontroleerde media in diskrediet gebracht en werden ze soms ook uit de officiële records- en medaillelijsten verwijderd of van teamfoto's geretoucheerd. [37]

Het einde van het DDR-sportsysteem[bewerken | brontekst bewerken]

In juli 1990 werden als gevolg van de Duitse hereniging organisatorische maatregelen getroffen tot het overhevelen van de DDR-topsport naar het BRD-sportsysteem. De ondergang van het topsportsysteem van de DDR zonder de begeleidende maatschappelijke ondersteuning was te voorzien. [38] Ook de bemoeienissen van de bondsregering en de West-Duitse Deutsche Sport Bund (DSB) om de amateur- en breedtesport te integreren bleven beperkt. [39] De breedtesport werd in het eenwordingsverdrag tot het samenvoegen van de Duitse staten niet tegemoet gekomen, ofschoon hiervoor door het ministerie van Cultuur van de deelstaat Nordrhein-Westfalen wel voorstellen uitgewerkt waren.

Tijdens de Europese kampioenschappen atletiek in Split in augustus/september 1990 bevestigde de DDR nog een laatste keer haar reputatie als sportnatie, terwijl de atleten uit de Bondsrepubliek Duitsland de hoon van hun eigen media moesten verdragen vanwege hun teleurstellende resultaten. [40] Een paar dagen daarna, op 7 september, benadrukte de West-Duitse NOK-president Willi Daume na een "Sport-Top" met de bondskanselier Helmut Kohl, dat de topsport het uithangbord van de DDR was geweest en dat een ineenstorting ervan "politiek niet te verdedigen" zou zijn. [41] De breedtesport, op deze "Sport-Top" gezien als zaak van beide landen, was hier geen onderwerp van gesprek.

Vanaf september 1990 werden er sportbonden opgericht in de toekomstige deelstaten. De DTSB werd op 5 december 1990 officieel ontbonden. De voor de DDR-sporten toonaangevende Deutsche Hochschule für Körperkultur werd als "bolwerk van de anabolica" op 11 december 1990 gesloten. [42]

In de nieuwe, gezamenlijke Duitse sportorganisaties behielden de West-Duitse functionarissen hun posities zoals voorheen. De DDR-zwempresident Wilfried Windolf kreeg door de gezamenlijke Duitse bond een positie als vierde vertegenwoordiger zonder stemrecht aangeboden. [43]

Met de hervorming van het sportsysteem in de voormalige DDR raakte ook de systematische zoektocht naar talenten in trainingscentra in steden en andere plaatsen aangetast. De sportscholen voor de jeugd hadden na de opening een niet verminderde toeloop van scholieren interesse in sport, maar toch werden er minder talenten gescout. Het opheffen van de voorgeschreven sporten veroorzaakte tegelijkertijd een kaalslag in het personeel van bepaalde sporten. Met de nieuwe maatschappelijke regelingen was voor veel ouders een verblijf van hun kinderen op een internaat gewoonweg niet meer te betalen. [44]

In de breedtesport werden de bedrijfssportverenigingen opgeheven of veranderden in private verenigingen, omdat de verantwoordelijke staatsbedrijven de financiële ondersteuning beëindigden of zelf opgeheven werden. Veel vrijwilligers en sportbeoefenaars zagen zich in de tijd die volgde ook geconfronteerd met beroepsmatige veranderingen, wat resulteerde in een afname van de breedtesportactiviteiten.

Na het einde van de DDR en haar sportondersteuning was, door de geleidelijke vermindering van talenten die in de DDR aangevoerd werden, het totaal aantal medailles door de gezamenlijke Duitse ploeg bij de Olympische Zomerspelen beduidend minder: • 1992: 82 medailles, waarvan 33 goud, 21 Zilver, 28 brons (gezamenlijke rang 3) • 1996: 65 medailles, waarvan 20 goud, 18 Zilver, 27 brons (gezamenlijke rang 3) • 2000: 56 medailles, waarvan 13 goud, 17 Zilver, 26 brons (gezamenlijke rang 5) • 2004: 48 medailles, waarvan 14 goud, 16 Zilver, 18 brons (gezamenlijke rang 6) • 2008: 41 medailles, waarvan 16 goud, 10 Zilver, 15 brons (gezamenlijke rang 5) • 2012: 44 medailles, waarvan 11 goud, 19 Zilver, 14 brons (gezamenlijke rang 6)

De latere wereldkampioene Franziska van Almsick met haar medailles bij de 12e Kinder- en Jeugdspartakiade in 1989

Categorie:Sport in de Duitse Democratische Republiek